top of page
Zoeken
Tanja

Uiterlijk vertoon tegenover mentaal welbevinden..

“Je ziet er (wel) goed uit.”

Een opmerking die ik de afgelopen maanden een aantal keer gehoord heb (oké, niet overdrijven, twee keer ofzo) – of dan tenminste variaties hierop.

[Sidenote: ik ben het hier totaal niet mee eens. Ik ben te zwaar, heb veel last van haarverlies en was sowieso met mijn assymmetrische gezicht, korte, brede benen onder een relatief lang bovenlichaam al niet echt geweldig in verhouding, laat staan iemand die er ‘goed uitziet’. En dan benoem ik nog niet eens mijn slechte huid, acné-gevoeligheid, korte wimpers, en… goed, dit rijtje wordt te lang. Terug naar waar het om gaat.]

Ik vind het lastig.

Het is een compliment.

Het is ook gewoon een combinatie van verschillende factoren en aspecten die dit compliceren.

Zowel van degene die zichzelf ‘presenteert’, als degene die de ander aanschouwt. En een gecompliceerd probleem in algemene zin: het uiterlijk vertoon en de innerlijke wereld en hoe die twee elkaar zowel lijken te beïnvloeden op het ene moment, als niets met elkaar te maken lijken te hebben op het andere.

Laat ik even voorop stellen, natuurlijk is horen dat je er goed uitziet fijn. Zeker fijner dan horen dat je eruit ziet als een dakloze, verwilderde, overreden, verdwaalde, ontaarde en ontredderde vrouw/man/persoon die zich toevallig in een (te) goede situatie heeft gekletst. Ondanks dat zit het gevaar er mijn inziens in dat mensen niet zien hoe ontzettend slecht een ander zich kan voelen.

En persoonlijk, en nu spreek ik puur voor mezelf, komen er misschien ook bepaalde gedachten om de hoek kijken, gedachten die door deze of soortgelijke opmerkingen worden getriggerd. Ten eerste ben ik zelf vaak bang dat andere mensen denken dat ik lieg. Dat ik niet de waarheid vertel, de boel aandik, etc. Horen dat je er goed uitziet, terwijl je vervolgens vertelt of net hebt verteld hoe ontzettend niet goed je je voelt, maakt dat je meteen je geloofwaardigheid tot een nulpunt ziet dalen. Het brengt ook meteen de twijfel naar boven over het volgende: zou ik er niet slechter uit moeten zien als ik me zo voel? – blijkbaar wordt dat verwacht. In de ‘wel goed uitzien’ ligt een mijn inziens onuitgesproken verwachting dat het meevalt met wat de aanschouwer (even zo genoemd in dit verhaal) van te voren bedacht had. Dus de twijfel aan mezelf: zou het dan niet op z’n minst best wel redelijk gaan? En daaraan schurend: of doet dit blijkbaar niet zoveel met me als zou moeten? Want blijkbaar kan dit niet de uiterlijke weergave zijn van de hoeveelheid verdriet die ik heb, of zou moeten hebben.

Wat is slechter eruit zien trouwens, wat stellen mensen zich voor vraag ik me af? Ingevallen wangen, wallen tot over de knieën, dikke ogen, veel afgevallen of juist aangekomen?

De triggers over de angst dat mensen me niet geloven, over het niet gezien worden, zijn allemaal terug te leiden naar bepaalde gebeurtenissen van vroeger en zeggen overigens alles over mij, mijn jeugd en mijn kijk op de wereld en NIETS over de ander. Laat dat voorop staan. Work in progress laten we maar zeggen.

Wat ook meespeelt denk ik, is dat de ander misschien wel op zoek is naar zaken die goed gaan, naar positieve, uiterlijke signalen. Of op zoek naar tekenen die op zijn minst beloven dat de weg naar boven is ingezet en zich gestaag voortzet. Wie wil nou dat het niet goed gaat met een ander?

Regelmatig gaan gesprekken met mensen over mentaal ziek zijn versus lichamelijk ziek zijn ongeveer zo: ‘bij een gebroken been is het duidelijk, je ziet een breuk, been in het gips en na – ik noem maar wat – 6 weken mag het gips eraf en na 8 weken mag je weer volledig belasten. Met mentale problemen is het allemaal niet duidelijk zichtbaar, het proces grillig en onvoorspelbaar (begrijp me goed, bij lichamelijke ziektebeelden is dus ook lang niet altijd het geval!). En dat kan soms leiden tot onbegrip.’

Zo is het wel een beetje; je ziet het ook niet. Zeker niet zoals je een beenbreuk duidelijk wel kan zien. En wat we niet zien, wat we zelf niet kennen, kunnen we soms ook moeilijk begrijpen. Logisch ook. Je kunt empathie tonen, meeleven, maar sommige dingen zijn simpelweg niet te begrijpen en alles willen begrijpen van iedereen kost je een dagtaak en die tijd heeft niemand. Er vanuit gaande dat het überhaupt tot de mogelijkheden behoort, wat ik me ten zeerste afvraag. En ook gewoon zo: wat je niet ziet en de ander ook nog eens niet (duidelijk) aangeeft, kun je simpelweg niet weten! Dus hoe kun je het dan begrijpen, er rekening mee houden? Gewoon niet. Onmogelijk.

Een volgende, hele irritante factor die meespeelt (zoals ik het zelf ervaar): blijkbaar schiet het lichaam automatisch in een mechanisme waarin je je altijd opricht in sociale situaties en je soms bewust, maar waarschijnlijk vaker ook (gedeeltelijk) onbewust een soort van beter voordoet dan dat je bent. En dat klinkt negatief, maar zo bedoel ik het niet. Het is logisch dat er een muurtje opgetrokken wordt (zo voel ik het zelf), want op de verjaardag van tante Dina (sorry alvast voor alle Dina’s) kun je ook niet een potje gaan huilen in een hoekje en het de hele middag hebben over hoe verdrietig en zielig je wel niet bent. It’s not about you. Die verjaardag vier je voor iemand anders en dáár gaat het nu om. Huilen doe je maar in je eigen tijd. Neerbuigend gezegd. Bovendien kán en wíl geen enkel mens zich overal en altijd kwetsbaar opstellen. Huilen doe je technisch gezien ook in je eigen tijd, of op z’n minst daar waar en wanneer jij je veilig voelt om je kwetsbaar op te stellen. En dat is nou eenmaal niet op een – om bij deze analogie te blijven – zogenoemde verjaardag van ene tante Dina, met misschien wel (grotendeels) onbekende mensen.

En dan heb je ook gewoon het fenomeen waarbij een fris make-upje, vrolijke kleren en een grote glimlach wonderen kunnen verrichten. Vermoedelijk dat je 90% van de tijd als een aangespoelde, 16-onderkinnen tellende walrus op de bank ligt, maar die 10% dat je er ook maar enigszins toonbaar uitziet is het beeld dat je wil laten zien van jezelf. Het beeld dat anderen dus uiteindelijk krijgen te zien van jou. Wat ook meespeelt: zodra je je best doet om jezelf enigszins toonbaar te maken, voel je je automatisch ook wat beter over jezelf. Niemand staat bepaald te juichen om de minst charmante versie van zichzelf, die waarin je je zelf terug ziet in de spiegel als een verwaarloosde raaskal met ongekamde haren, ongeschoren benen en een glimmend voorhoofd.

Dus: die grote glimlach die je opzet: het helpt je, het is een automatisme, maar er kan ook een dal van diep verdriet of innerlijke mentale strijd achter schuilgaan waar een ander geen idee van heeft.

Als laatste denk ik dat de innerlijke wereld – en dan met name als het niet goed gaat op dat gebied – misschien vaker wel dan niet symptomen laat zien die veel subtieler zijn dan uiterlijk vertoon. Ik refereer met innerlijke wereld aan de mentale gezondheid in de brede zin van het woord: dat kan rouw zijn, dan kan een depressie zijn, burn-out, angstklachten, alles tegelijkertijd.

Subtiele symptomen dus. Zoals merken dat iemand sneller iets vergeet, vaker dingen laat liggen, vaker bij je checkt hoe dit of dat ook alweer precies zat. Misschien een gespannen houding in de schouders, spanning hoorbaar in de stem, sneller overprikkeld (al is de vraag of je dat aan de buitenkant makkelijk ziet altijd), of juist op adrenaline draaien. Maar deze subtiele symptomen kunnen ook ontbreken, of zo subtiel zijn dat ze misschien wel líjken te ontbreken. Onthoud altijd, je ziet maar een klein stukje van iemand zijn of haar leven. Weet jij veel wat de weerslag is op zo’n – op het oog – gezellige dag met vrienden? Weet hij hoe diegene er ’s avonds bij zit? Of de volgende dag? Of wat diegene er verder voor moet laten? Of hoe groot de paniek en de spanning voor de tijd was?

Nee, waarschijnlijk niet.

Bij deze verlieservaring en rouwperiode denk ik soms: ik ben ook een stukje van mezelf verloren. Het doet zo’n pijn bij mijn hart, mijn borstkas. Het voelt bijna alsof je een gat in je borstkas hebt, iemand dwars door je heen kan kijken. Waarom kan het zo voelen, terwijl de uiterlijke symptomen zo subtiel kunnen zijn?

Als het altijd zou matchen met elkaar (je uiterlijk vertoon en mentaal welbevinden) zou ik echt letterlijk met een gat in mijn borstkas rond moeten lopen. Dán zouden mensen het echt wel zien en nooit meer zeggen: ‘je ziet er wel goed uit hoor.’ Of ze vinden dat zo’n gat in mijn lijf mij goed staat, kan ook natuurlijk... Het leidt een beetje af van mijn asymmetrische gezicht, dat dan weer wel.

99 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Het bevallingsverhaal van onze lieve Jana. ♡

Op donderdagavond 6 april 2023 begin ik dit verhaal (toen 39 weken en 2 dagen zwanger). Niet omdat toen de bevalling begon, maar omdat ik...

De kraamtijd: de eerste maand.

Na het baren van een levende baby en een overleden baby mocht ik nu gelukkig weer een levend kindje verwelkomen. En ik was het vergeten....

Brief aan mijn lieve zoontje (nu nog in de buik)

Je ‘in limbo bevinden’ betekent: ”je in een situatie bevinden waarin het lijkt alsof hij/zij tussen twee fasen in zit en het onduidelijk...

Comments


Post: Blog2_Post
bottom of page