top of page
Zoeken

Het bevallingsverhaal van Kian.

  • Tanja
  • 30 jan
  • 17 minuten om te lezen



Een kleine 2 weken voordat ik uiteindelijk zou gaan bevallen – uiteraard wist ik dat toen nog niet –  zei ik het volgende tegen mijn man: ‘Het is maar goed dat ik niet nu moet bevallen. Je zou maar naar het ziekenhuis moeten terwijl de halve stad is afgesloten.’

Deze opmerking kwam naar aanleiding van het bericht dat het Rijnstate ziekenhuis op zijn social media had geplaatst. Het ziekenhuis was die dag slecht te bereiken vanwege een wielerwedstrijd in Arnhem en bezoekers van het ziekenhuis moesten hier rekening mee houden.

Het was in dezelfde periode als dat ik me in mijn voldragen termijn van de zwangerschap bevond. Mijn man (Luuk) had er net 3 kwartier over gedaan om van de dierentuin – zo ongeveer naast het ziekenhuis gelegen – naar huis te komen, een rit die normaal ongeveer 12 minuten duurt. Hij zat te balen en ik was dankbaar dat ik het ziekenhuis niet nú nodig had. Je zou maar vaststaan op zo’n moment. Toch?

 

Vooruit spoelend naar vrijdag 25 oktober, middernacht. Ik werd wakker bij zo ongeveer de start van die dag, rond 24.00 uur. Ik moest plassen (wat is nieuw als je bijna 40 weken zwanger bent? Nachtelijke plasjes zeker niet.) en mompelde bij terugkomst in bed tegen Luuk: ‘ik droomde dat ik een regelmatig ritme had, qua samentrekkingen.’ Vlot daarna viel ik weer in slaap.

Het was een uur later, – tegen 01.00 uur – toen ik wakker werd en (alweer!) moest plassen. Toen pas besefte ik me: het was een uur geleden geen droom, ik heb echt menstruatie achtige krampen die met enige (langzame) regelmaat terugkwamen. Nu leek dat misschien heel wat, maar de afgelopen weken had ik dit al zo ontzettend vaak ervaren, dat ik nu dacht: het zal wel. In tegenstelling tot al die andere keren de afgelopen week besloot ik Luuk nu niet wakker te maken. De vorige keren was ik enthousiast geweest – “misschien begint het nu wel” – om vaak na 1,5 tot 2 uur tot de conclusie te komen dat het vals alarm was. Wel had ik de woorden van mijn verloskundige duidelijk in mijn hoofd. Bij twijfel, onder de douche gaan staan. Zakken de weeën af, dan waren het voorweeën. Blijven de weeën, dán weet je dat het echte werk begonnen is.

Ondanks dat ik dacht, maar eens even zien of het echt is, was er toch weer een soort enthousiasme ontstaan die me het slapen onmogelijk maakte. Ik leefde op adrenaline, liet me meevoeren op de verwachtingsvolle onbekende weg die voor ons lag, het pad naar onze lieve, oh zo gewenste baby. Onze baby na verlies. Onze regenboogbaby. Ik bleef de eerste tijd in bed, de laatste filmpjes bekijkend en meditaties doen van de online training ‘zwanger na verlies’. Ik luisterde nog wat muziek en uiteindelijk besloot ik rond een uur of 3 of 4 uur om te gaan douchen. En dat was het moment waarop ik het zeker wist. De weeën waren er nog! Ze waren licht, ze waren niet pijnlijk en het leek op menstruatie achtige krampen (zelfs minder pijnlijk dan dat misschien), maar het waren onmiskenbaar regelmatige samentrekkingen! Ik wilde al wekenlang niets liever dan de baby veilig en wel in mijn armen hebben en oneindig knuffelen, dus ik kon niet wachten. Ik ben naar beneden gegaan, heb het in de woonkamer sfeervol gemaakt en besloot ergens rond kwart voor 5 dat ik matjes nodig had voor op de bank. Matjes die in mijn dochters kamer lagen.

Een move die natuurlijk niet slim is als je je oudste zo lang mogelijk wil laten slapen. Intuïtief als kinderen zijn voelde ook mijn dochter aan dat er wat te gebeuren stond. Ze werd wakker toen ik de matjes uit haar kamer pakte en was niet meer te verleiden tot een slaapje. Ik heb met haar beneden op de bank gezeten – ons laatste momentje samen op deze manier – en heb met haar boekjes gelezen. Soms pauzerend om even iets weg te ademen, maar verder met weinig onderbrekingen. Ze trok een bepaald gezicht die ik niet van haar ken (mondhoeken omlaag) en ze wilde me graag knuffelen – iets wat ze niet vaak doet. Het was duidelijk dat ook zij voelde dat dit ons laatste moment was voordat alles ging veranderen.

Mijn man stond uiteindelijk vroeg in de ochtend op en we besloten dat hij nog wel op en neer kon naar zijn ouders om onze dochter weg te brengen. Ik zei zelfs dat hij de ochtend nog wel kon werken, als hij bij start van de middag maar thuis was.


Het was ongeveer 40 minuten heen en 40 minuten terug rijden naar zijn ouders, maar ik verzekerde hem ervan dat dit makkelijk kon. Makkelijk. Onze dochter zou die dag toch al naar mijn schoonouders gaan om daar de dag door te brengen, alleen was het enige verschil dat we nu extra spullen meegaven zodat ze zou kunnen blijven slapen. Toen mijn man weer thuis was – ik denk tegen 08.30 uur – besloten we onze verloskundige te bellen. Niet omdat ik dacht dat ik nou echt ver was in de bevalling, integendeel, maar meer om haar een eerste update te geven over de start van de bevalling. We hadden ook besproken dat het prima was als ik op tijd zou bellen, we hadden natuurlijk de kwestie van de antibioticagiften in het ziekenhuis vanwege het GBS (groep B -streptococcen) dragerschap. Ik belde mijn verloskundige en gaf aan dat het begonnen was, maar allemaal nog mild was. We spraken af dat ze na haar visites bij ons langs zou komen. Ze belde later terug dat het bij haar thuis wat was uitgelopen en dat ze toch eerst naar mij kwam voordat ze haar visites zou doen, omdat het anders laat zou worden. Ik denk dat ze rond 10.15ubij ons was. Ze vond het mooi hoe we er een soort datenight van gemaakt hadden (haar woorden in het bevalverslag), met de lamellen dicht, kaarsjes aan en weinig verlichting. Ik had weerstand gevoeld om haar te bellen en toen mijn verloskundige met de doptone aan kwam zetten besefte ik waarom. Ik had dit willen vermijden. Het moment dat er geluisterd gaat worden of de baby een (goede) hartslag heeft. Ik zat daar, op dezelfde bank als 1,5 jaar daarvoor, op letterlijk 1 dag na op hetzelfde termijn in mijn zwangerschap als toen en er kwam een doptone op me af. Anderhalf jaar geleden was dat het moment waarop onze levens voorgoed veranderden, het moment waarop ik voor mezelf de bevestiging kreeg (niet officieel en niet in de bewoordingen van de verloskundige toen, maar ik wíst het) dat er geen hartslag meer was van onze baby. De baby die we al 9 maanden verwachtten. Nadat de verloskundige nu had geconstateerd dat alles er goed uitzag – hartslag van 145-150, regelmatig – kwam de ontlading eruit. De spanning, de tranen. De baby leefde dit keer nog. Het was geen herhaling van zetten, ondanks dat mijn brein had geanalyseerd dat de setting zeer veel overeenkwam met toen, waarbij in mijn hoofd het alarm keihard ging loeien. GEVAAR!

De ontsluiting werd gemeten: 1,5 cm. Hoewel ik voor het meten al aangaf dat ik dacht nog niet ver te zijn, voelde het toch eventjes als een lichte teleurstelling. Totdat mijn man me erop wees dat de centimeters er niets toe deden. Het zei niets over het verloop en mijn lichaam was kei goed bezig. Oh wat zou hij nog gelijk krijgen.

We spraken met onze verloskundige af dat ze zou terugkomen tegen 14.30u. Tenzíj ik al eerder wilde dat ze kwam omdat ik in de actieve fase zou zitten en ik moest al helemaal bellen als de vliezen zouden breken. Zo gezegd, zo gedaan. Toen de verloskundige weg was voelde ik dat de weeën meteen weer terugkwamen (ze waren wat weggevallen toen zij er was), maar het was nog prima te doen. Mijn man en ik keken beneden lekker televisie. We hadden nog een aflevering van de Avondshow van Arjen Lubach te goed en dus was dat wat we keken. Ik onder het genot van frambozenbladthee en in het donker met de gezellige kaarsjes aan. Luuk had de bevalbal voor me opgehaald. Op een gegeven moment besloot ik dat ik naar boven wilde en daar de weeën wilde opvangen. Ik had ondertussen ook het TENS apparaat al een tijdje bij me (al voordat de verloskundige kwam) en Luuk had me uitgelegd wat ik precies moest doen. Ik hoopte zo al vroeg in de bevalling eigen endorfines aan te maken. Wat ik vooral merkte is dat het heerlijk was om zelf een soort actie te kunnen uitvoeren als er een wee aankwam. Soort van heft in eigen handen, het gevoel iets te kunnen doen tegen de pijn.

Boven wisselde ik af met op bed de weeën opvangen, samen met Luuk en mijn grote vriend de TENS. Ik had vooraf bedacht dat ik net zoals tijdens de bevalling van Jana tegendruk in mijn rug fijn zou vinden, maar ik merkte dat ik nu echt amper rugweeën voelde. Ik voelde het voornamelijk in mijn buik. We lagen op onze zij naast elkaar op bed en op een gegeven moment verplaatste ik me naar de douche. Ik weet nog dat ik het tegen een uur of 12.00u intensief begon te vinden. Onder de douche regelde Luuk na uitdrukkelijk verzoek van mij dat ik op de bevalbal kon zitten. ´Dat is te glad’, vond hij. ´Nee, ik wil nú de bevalbal.´ Zo ging het ongeveer. Oeps.

Daar ving ik even de weeën op, toen toch weer in bed met de TENS om.  Ik keek verschillende keren op de klok. 12.30u. 13.00u. Ik keek de tijd weg. Op een gegeven moment was het 13.30u. Het was echt intens nu.

Bellen vond ik onzin. Ik kon het nog wel uithouden tot 14.30u. Nog maar een uurtje. Totdat ik in bed lag en een plopje voelde van binnen, gevolgd door warm water langs me heen. Het was gelijk aan het gevoel wat ik had toen tijdens de bevalling van Jana de vliezen braken.

13.40 uur: ‘mijn vliezen zijn gebroken!’ riep ik tegen mijn man. Ondanks de matjes in bed, had ik het toch gepresteerd het net verschoonde bed van die ochtend weer vies te maken. Mijn man keek op mijn verzoek of het water helder was en zijn antwoord liet een golf van angst door me heen gaan: ‘nee, het is niet helder.´

Ik wilde het zelf zien en kon na een blik op de matjes op mijn bed ook maar één conclusie trekken: meconiumhoudend vruchtwater. Shit. Letterlijk.

Mijn lichaam ging weer even over op de alarmstand. Want ook dit scenario speelde zich af tijdens de bevalling van Jana  - weliswaar toen in het ziekenhuis  - en werd door mijn lijf geassocieerd met het overlijden van de baby. Bij Evie was het vruchtwater helder: levende baby. Bij Jana hoorden we dat ze overleden was in de buik en toen later de vliezen braken: geen helder vruchtwater. Ik kon me gelukkig kort daarna herpakken (‘het hoeft niet te betekenen dat de baby het moeilijk heeft, dit gebeurt vaak gewoon’), maar mijn man en ik wisten wel dat we zo snel mogelijk onze verloskundige moesten bellen en dat dit een medische indicatie was, waarvoor we ook graag officieel overgenomen wilden worden door het ziekenhuis.

Mijn man belde onze verloskundige terwijl ik de intense weeën opving. Ze zou direct komen. Mooi. Het kon me niet snel genoeg gaan. Wel hoopte ik ook dat we genoeg tijd zouden hebben om de boel boven schoon te maken. Prioriteiten he. De baby zou maar geboren worden terwijl niet alles schoon was. Luuk had aan de telefoon nog gevraagd aan de verloskundige of we alvast apart van elkaar naar het ziekenhuis konden gaan en haar daar zouden kunnen ontmoeten. Haar antwoord was: ‘nee, ik wil eerst naar jullie toekomen om de ontsluiting te checken, we willen geen baby in de auto.’ Oké, fair enough.

Mijn man verschoonde het bed, dweilde achter me aan, achter de lekkende bende aan die ik achterliet, terwijl ik me zo goed als zo kwaad als het ging probeerde schoon te maken (na een discussie tussen mijn man en mij waarbij ik nog onder de douche wilde en hij vond dat dat onzin was). Ik bouwde mezelf in met ontelbare, grote matten, trok normale zwangerschapskleding aan (zwarte zwangerschapsbroek, roze t-shirt) en ondertussen zag onze slaapkamer en overloop er weer zo goed als normaal uit. Beneden vroeg ik me af hoe we dit alles hadden kunnen doen zonder dat onze verloskundige er was. De verloskundepraktijk (waar ze was) was 12 minuten rijden van ons huis. Beneden kon ik alleen maar voorovergebogen bij aan aanrecht staand de weeën opvangen. Op een gegeven moment riep ik naar mijn man: ‘waar blijft ze!? Heeft ze gebeld?’. Hij wist het niet. Ongeveer 35-40 minuten na ons telefoontje kwam ze er gelukkig aan. Dat was rond 14.20 uur. Het was heel druk geweest op de weg naar ons huis toe. Iets met de laatste dag van de herfstvakantie, mooi zonnig weer, het begin van de herfstvakantie in het zuiden. Kortom: file.

Ze was er, de doptone pikte gelukkig een goede, regelmatige hartslag op die gelijk was aan de meting een aantal uur daarvoor en tijdens het meten van ontsluiting op de bank kreeg ik weer zo’n intense wee dat ik alleen maar uit kon roepen ‘ik heb pijn’, waarna ik me weer in mijn favoriete positie manoeuvreerde. De verloskundige meette daardoor in een voor haar wat onhandige houding de ontsluiting en ik merkte al aan haar manier van toucheren dat het nooit veel kon zijn. Als het meer was, was het meten niet zo moeizaam gegaan. Ze gaf aan dat ik 4 tot 5 cm ontsluiting had en dat ze het ziekenhuis ging bellen met de mededeling dat we eraan zouden komen. Ook had ze geconstateerd dat er inderdaad sprake was van meconiumhoudend vruchtwater.

Aan de telefoon hoorde ik haar onze situatie uitleggen en zeggen dat ik krap 4 cm ontsluiting had. Mijn gevoel dat het minder was dan de 4 tot 5cm werd daarmee bevestigd. Ik vond de weeën zo intens, dacht echt dat ik in de actieve fase zat en vroeg me af hoe ik het in godsnaam tot 10 cm vol kon houden als ik dit al intens vond. Voordat de verloskundige haar verhaal af kon maken werd ze onderbroken door de persoon aan de andere kant van de lijn. De boodschap die ik duidelijk meekreeg tijdens het wegpuffen van de weeën was dat het ziekenhuis vol lag. Volmelding. Geen plek. Ik hoorde de verloskundige de situatie verder uitleggen en vragen of ze konden overleggen en terug konden bellen en met die afspraak werd er opgehangen. Ik vroeg me hardop af of we dan naar het ziekenhuis in Ede of Doetinchem moesten gaan. ‘Dan zou het Doetinchem worden’, zei ze. ‘Maar de A18 staat ook helemaal vast nu, dat gaan we niet halen.’

Ik moest bijna lachen van de ironie. Maandenlang had ik min of meer discussies gehad (in de breedste zin van het woord) waarbij het ziekenhuis het liefst wilde dat ik daar volledig onder controle kwam van hun en uitdrukkelijk wilde dat ik daar ging bevallen, onder medisch toezicht, bij voorkeur door middel van een inleiding. We hadden allerlei scenario’s doorgesproken, afspraken gemaakt, mijn man en ik een telefonisch overleg gehad met de kinderarts, ze waren volledig op de hoogte van de stilgeboorte van Jana daar en hoe we erin stonden en nu… puntje bij paaltje zou ik misschien niet eens daar kunnen bevallen. Zouden we in een ziekenhuis terecht komen die wij niet kenden, die ons niet kenden. Het was dat ik bezig was met iets triviaals als actieve weeën opvangen. Anders had ik echt gelachen. Het was een lach gebaseerd geweest op ironie, maar toch.

Vrij snel daarna werd de verloskundige terug gebeld door het ziekenhuis, met de conclusie dat ze toch een plek voor me hadden (gecreëerd?). Als verpleegkundige in datzelfde ziekenhuis snap ik hoe het logistiek werkt. Het gaat niet zozeer om het bed an sich, maar de hele planning er omheen. Als er geen personeel is om voor je te zorgen, dan is er geen plek. Ik riep nog in het luchtledige dat ik pijnstilling wilde als ik daar was, mijn verloskundige zei dat ik het waarschijnlijk wel zonder zou kunnen redden en in mijn hoofd dacht ik alleen maar: ‘die is gek’.

Ik was blij dat we het startsein hadden gekregen dat we konden gaan en zo tussen 14.30-14.38 uur zaten we in de auto. Luuk en ik samen en de verloskundige in haar eigen auto achter ons aan. En toen belandden we natuurlijk… juist ja, in de file. Dezelfde drukte als die de verloskundige al had getrotseerd onderweg naar ons toe vanuit Velp. Het was niet alleen die weg, het was ook niet alleen de A12 en A18. Nee, heel Arnhem stond ook muurvast op deze zonnige vrijdagmiddag. Er was een deel van de ring van Arnhem dicht, er was ook nog een ongeluk gebeurd ter hoogte van het Gelredome in Arnhem (dit hoorde ik allemaal achteraf), en dat bovenop de herfstvakantie-chaos maakte het letterlijk een stilstaande bende in heel Arnhem en omstreken.

Kort nadat de verloskunde had geconstateerd dat ik een krappe 4 centimeter ontsluiting had, had ik al voorovergebogen staand bij het aanrecht weeën opvangend (mijn favoriete houding van dat moment) tegen haar gezegd: ‘ik voel mijn stuitje, ik voel daar druk.’ Kort gevolgd door: ‘ach, ik weet eigenlijk ook niet wat ik voel.’ Ik moest het wel mis hebben, want hoe kon ik anders druk voelen bij 4 centimeter ontsluiting? Spoiler alert: ik had het niet mis.

Na een klein extra rondje door onze wijk – rondje van de zaak zullen we maar zeggen, sloten we aan op een weg die bedoeld is om je snel voort te bewegen, maar die vandaag precies het tegenovergestelde deed. Namelijk: stil staan.

Toen mijn man een auto voor liet gaan om ‘m te laten invoegen op de weg riep ik ‘niet anderen voor laten!’. Ik gaf aan druk te voelen. Nog steeds. Alweer. Ik wist het niet meer. Ik wist alleen dat ik het gevoel had dat we een beetje op moesten schieten en dat anderen voor laten niet mee zou helpen daarbij. Voordat we de auto instapten had de verloskundige gezegd: ‘als er ook maar íets is, bel me! Ik heb de telefoon op de carkit.’

En dus ontfutselde ik mijn telefoon van mijn man, die hem in zijn broekzak had gedaan. Ik vond dat ik haar moest bellen, gewoon om even nonchalant mede te delen dat ik druk voelde. We stonden inmiddels op de grote rotonde, ik denk krap een kilometer van ons huis. Als het dat al was. Ik riep nog naar mijn man: ‘Kun je de busbaan niet pakken?!’ Om zeer voor de hand liggende redenen vond hij dat geen goed plan. Op dat moment stonden we op rijstroken ter hoogte van de busbaan, die tegen de rijrichting van de ring in ging en dus met een korte route richting ziekenhuis kon. Ik vond het wel een geweldig plan. Maar helaas.


Voordat ik de verloskundige kon bellen, belde ze mij al. Toen ik later terug keek bleek ons telefoongesprek te zijn gestart om 14.54 uur. Kort samengevat: ze had een onderbuikgevoel dat het allemaal veel te lang ging duren. Ze had de meldkamer al gebeld met het verzoek of we politie-escorte konden krijgen naar het ziekenhuis. Dat kon niet. Of de busbaan mochten pakken. Ook dat mocht niet. Toeval wilde dat er een ambulance in de buurt stond. We moesten onze alarmlichten aanzetten en de auto stil zetten (lees: stil houden. We stonden al stil) langs de kant van de weg. Of, eigenlijk gewoon midden op de weg. Daar waar we al stonden. Ze zei dat ik moest overstappen naar de ambulance en dat die me met sirenes en zwaailichten aan naar het ziekenhuis zou brengen, zodat ik daar sneller zou zijn. Ik pufte voortdurend weeën weg en drukte onophoudelijk op de TENS, niet meer wetend op welke stand ik wat nou precies wanneer aan het doen was. Ik vond alles heel logisch klinken. Prima plan. Op dat moment voelde het als een logisch verloop van een mooie vrijdagmiddag. Al terwijl mijn verloskundige aan het praten was hoorde ik zowel door de telefoon heen als in het echt het geluid van de sirenes galmen. De ambulance was echt heel dichtbij. We hingen op. Ik kwam op de één of andere manier uit de auto. Waarschijnlijk met hulp van m’n verloskundige. Die vertelde me ook dat ze me ondersteund had naar de ambulance toe. Dat herinnerde ik me niet meer goed. Het moet een vreemd tafereel zijn geweest. Stel je voor, je staat in de file in centrum Arnhem op een zonovergoten middag eind oktober en voor je neus verschijnt een ambulance met gillende sirenes, waarna er ineens een overduidelijk zwangere, puffende vrouw met ondersteuning haar weg baant naar de ambulance. Tussen auto’s door, over de rijbaan, net voorbij de een afslag van de grote rotonde in Arnhem. Ik herinner me vooral dat ik de baby voelde zakken. Ik voelde letterlijk het effect van de zwaartekracht, de zwaartekracht die me het laatste zetje gaf die ik nodig had. Hij zakte. De baby zakte. Hij kwam er écht aan. Ik herinner me de ambulanceverpleegkundige die bij de zijdeur van de ambulance stond, haar arm uitreikend, zodat ik de stap naar binnen kon zetten. De stap naar binnen herinnerde ik me nog heel goed, die ene stap met mijn ene been. Hij zakte nu écht. Ik riep uit ‘HIJ KOMT!’. Ik voelde de persweeën en voelde ook dat mijn lichaam het zelf deed. Ik hoefde niet actief te persen, maar erger nog, ik kon er ook niets aan tegenhouden. Een brul verliet mijn lichaam toen ik in de ambulance stond. Mijn verloskundige was net terug in haar eigen auto toen ze me hoorde en doorhad dat ze terug moest naar de ambulance, die voor haar op de weghelft stond. Ze heeft in alle haast haar auto met open ramen en deuren achtergelaten, laptop en telefoon voor het grijpen. Gelukkig was er op de één of andere manier politie in de buurt (oké, we waren ook dicht bij het politiebureau. En bij Musispark, waar best regelmatig politie aanwezig is), die werden gesommeerd om de auto te bewaken. Ik weet nog hoe tergend lang het leek te duren voordat het laken was uitgevouwen en over de brandcard lag. Ik voelde maar één ding, ik wil liggen. Mijn verloskundige riep nog ‘Tanja, je broek moet uit’ en ik dacht alleen maar: WAT? Hoe dan? Ik heb persweeën! De baby komt NU!! Hoe moet ik weten hoe ik normale dagelijkse handelingen uit moet voeren? Ergens hoorde ik ineens de ambulancebroeder vragen ‘waar is de vader?’ en kort daarna is hij blijkbaar naar onze auto gelopen om op het raampje te tikken en mijn man erbij te halen. Mijn man stapte de ambulance binnen, de zijdeuren waren weer open. Er werd wederom gezegd dat de deuren nog dicht moesten (de achterdeuren waren ook open geweest toen mijn verloskundige in stapte) en in alle consternatie lukte het allemaal in zeer korte tijd: mijn man was op tijd binnen (al moet ik eerlijk bekennen dat ik hem nog niet bewust ‘gemist’ had), mijn broek was uit en met snelheid waar de automobilisten die in de file stonden jaloers op zouden zijn kwam onze zoon Kian ter wereld. Huilend. Rustig huilend, subtiel en kort. Maar huilend. En levend. Hij had een perfecte start en de verloskundige reikte hem aan. Alles was goed met hem. Hij was er! Ik heb het herhaaldelijk gecheckt: ‘is het echt goed met hem? Echt? Huilde hij wel genoeg? Is het echt goed?’ Maar ik kreeg de bevestiging waar ik zo op hoopte en merkte vooral aan de relaxte houding van mijn verloskundige dat écht alles goed was. De placenta volgde al snel, drie minuten later. Ook de twee ambulanceverpleegkundigen (een man en een vrouw) waren relaxed en vonden het wel mooi om dit mee te maken.

Even om de tijdlijn duidelijk te hebben. Om 14.54ubelden mijn verloskundige en ik met elkaar en in 4 minuten tijd kwam er een ambulance naast onze auto staan, ben ik ingestapt, is mijn man erbij gehaald en is onze zoon geboren. Geboren op 25 oktober 2024, om 14.58 uur. De eerste foto van ons drietjes samen is gemaakt om 15.01 uur. De ambulanceverpleegkundigen kregen de opdracht van mijn verloskundige om mij in de gaten te houden onderweg naar het ziekenhuis en met name omdat ik nog iets ruimer vloeide. Dit ging allemaal goed gelukkig. Mijn man stapte weer in zijn eigen auto, mijn verloskundige stapte weer in haar eigen auto (nu echt) en de ambulance ging met zwaailichten en sirenes dansend door de file heen, naar het ziekenhuis. Kian’s gouden uur bestond uit een ambulancerit met sirenes, een vader die maar kort bij hem was en een ritje op een brandcard. We waren binnen no time bij het ziekenhuis, ik werd met Kian op mijn borst met brandcard en al naar buiten geschoven en door het hele ziekenhuis gereden. Over de grote brug, die diagonaal door het ziekenhuis loopt. Vanuit daar keek ik naar de pauzeruimte van de afdeling waar ik werk, waar ik een collega zag staan. Zag ze me nou? Ik vroeg aan de vrouwelijke ambulanceverpleegkundige hoe laat het was en kreeg 15.13 uur te zien. De overdracht zou zo beginnen, besefte ik me. Waar je maar mee bezig kunt zijn als je net bevallen bent.

Het tafereel was geweldig, ik met Kian op de brandcard en de ambulanceverpleegkundigen aan onze zijde. Zo kwamen we als een soort bonte optocht de afdeling Geboortezorg op gereden. De gezichten van het personeel daar, mijn stem die zei ‘hij is er al!’. Ik merkte dat het nieuws al sneller was verspreid dan dat wij ons hadden kunnen verplaatsen. ‘Wat een verhaal’, kreeg ik voornamelijk terug. Ik kwam op de verloskamer met het mooie, grote ronde bevalbad, met sterrenhemelprojectie, met alles. Ik had het niet meer nodig. We hadden het niet nodig. We hadden het zelf gefixt.

Mijn zoon was ter wereld gekomen, met de maximale (APGAR)score, gezond en wel. We hadden niet de gift antibiotica gehaald die we besloten hadden uit voorzorg te nemen, ik had geen CTG monitoring gehad tijdens de bevalling en alles was goed. Beter dan ik had durven hopen, had durven dromen. Dankbaar voor onze levende, gezonde zoon. Onze lichtbrenger.

Gelukkig waren mijn man en verloskundige al redelijk snel ook aanwezig.

Ik heb alles uitgesteld. Even niet wegen of meten. Niks de baby aankleden. Laat die placenta maar naast me liggen, met de navelstreng er nog aan. Even niks. Alleen mijn man, de baby en ik. Knuffelen. Kennismaken. Starten met elkaar leren kennen. Ons derde baby’tje. Ons eerste zoontje.

Mensen reageren vaak verbaasd als ik het zeg, maar ik kijk echt heel goed terug op deze bevalling. Het best van alle drie.

 

 

 

 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven
Ik wil je niet losser laten.

Ik ben er nog niet klaar voor om je te delen. Om je los te laten. Je voor het eerst een beetje losser te laten. Je mag niet losser. Ik...

 
 
 
De kraamtijd: de eerste maand.

Na het baren van een levende baby en een overleden baby mocht ik nu gelukkig weer een levend kindje verwelkomen. En ik was het vergeten....

 
 
 

Commenti


Post: Blog2_Post

Inschrijfformulier

Bedankt voor de inzending!

  • Instagram
  • Instagram

©2020 door Tanjablog. Met trots gemaakt met Wix.com

bottom of page