Op dit moment is het geven van borstvoeding – of beter gezegd: het vastgegroeid zitten aan de borstkolf – bijna ten einde. Het is echt met een lach en een traan.
Er is niks mis met 9 maanden borstvoeding geven, net zoals dat er niks mis is met 2 dagen borst voeden, of 1 uur, of helemaal niet, of 2 jaar. Zolang je baby voeding en liefde en aandacht krijgt (en oké, een beetje warmte door middel van een woonruimte, wat kleding en ter vermaak wat speelgoed) komt het goed en is er niets aan de hand.
Toch voelt het alsof ik de spreekwoordelijke handdoek in de ring gooi. Maar dan dus de kolftas in de hoek.
De handdoek in de ring gooien suggereert dat ik opgeef. En ergens doe ik dat ook. Zo voelt het althans. Ik geef op, ik kan niet meer, ik hou de combinatie met een baby die minder slaapt dan de eerste maanden (duh) en actiever is (duh) niet meer vol. Een moeder die meer bezig is met het kolven zelf (en daar doe ik eeuwen over), de flesjes overgieten, afwassen, vullen, opwarmen, borstkolf schoonmaken en god weet wat nog meer, dan met de baby zelf. Is dat een goede moeder? Is dat het waard? Deze afweging zit al maanden in mijn gedachten, met het gevoel dat ik hoe dan ook de foute keuze maak. Ik kan het niet goed doen. Stoppen voelt verkeerd, maar doorgaan – op een heel andere manier – ook.
Alleen.. gemiddeld elke 4 uur aan een kolfapparaat hangen toen ik met werken begon, en dan thuis vaak 3 kwartier zodat alles goed leeg was, is ook eigenlijk gewoon alsof je er een tweede baan bij hebt. En dan heb je nog niets afgewassen en opgeruimd, laat staan dat je baby de melk überhaupt heeft gehad.
Als iemand me van te voren had gezegd dat ik zoveel emoties zou voelen, me zo druk zou maken en zulke tegenstrijdige gedachtes zou hebben over zoiets ogenschijnlijks onbenulligs als borstvoeding geven dan had ik diegene misschien wel een heel klein beetje uitgelachen. Borstvoeding is niets anders dan moedermelk geven die toch uit je borsten komt na een bevalling. En als het niet lukt of kan of als je het niet wil is er flesvoeding. Waarom een heel gedoe ervan maken?
Überhaupt is dat denk ik het ding met moederschap, je kunt je theoretisch misschien best voorbereiden. Weten wat er kan gaan gebeuren, de kennis erover hebben. Maar de ervaring is nooit van te voren al na te bootsen of te voelen. Net zoals zoveel dingen in het leven is het enige wat je kan doen om te weten hoe het zou zijn, het zelf mee te maken. En je kunt nou eenmaal niet alles meemaken – gelukkig niet zeg.
Het is pas tijdens die ervaring dat je je een mening kan vormen, de ervaring kan plaatsen. Het (begin van het) moederschap is voor mij echt een ervaring geweest waarbij de uitersten nog intenser waren dan ik me van te voren kon voorstellen. De liefde die je voelt; die ik meteen voelde vanaf de seconde dat ze geboren was, was bizar. Waar ik eerst niet geloofde in liefde op het eerste gezicht, geloof ik dat nu wel. Er wordt een glibberig, nat hoopje baby op je borst gelegd en je bent verkocht. Heel vreemd. En ook zo mooi. Maar ook de moeheid, de angst, het verdriet was intenser.
Het gevoel het allerbeste te willen doen voor je kind. Maar wat is het allerbeste? Daar is al niet eens antwoord op te geven, dus waarom daar naar streven? Tijd om te beseffen dat goed goed genoeg is en dat alle ellende van de wereld niet te voorkomen zijn – ook al zou er een universum bestaan waarbij je het op de één of andere manier wel perfect kan doen.
Na de bevalling dacht ik: – toen ik een happende baby op mijn borst had liggen – dit komt helemaal goed. Dit kan niet misgaan. Maar wat ik niet wist was dat na bloedverlies (in mijn geval ongeveer 1,6 liter) je lichaam iets andere prioriteiten heeft en dat voor het maken van moedermelk er vocht uit je bloedvaten onttrokken wordt. Logisch dat je lichaam eerst zijn focus op het aanvullen van het verloren bloed heeft en pas daarna goed en wel bezig kan gaan met de moedermelkproductie. Ik heb letterlijk elke druppel gevierd, elke milliliter gezien als een overwinning en uiteindelijk kwam het goed. Er kwam (zo goed als letterlijk) bloed, zweet en tranen aan te pas. En ohja, veel kolven en weinig slaap. Wie heeft er slaap nodig? Dat was de adrenaline die sprak. Want wat blijkt, slaap is toch wel nodig, in ieder geval uiteindelijk. Wat heeft die mega golf aan adrenaline me voor de gek gehouden de eerste dagen.
Het had misschien geholpen als ik had geweten wat de reden was dat het aan de borst voeden niet lukte. Verschillende lactatiekundigen – zowel in het ziekenhuis als via de verloskundepraktijk – hebben hun licht erover geschenen en kwamen tot één en dezelfde conclusie: de tongriem van je dochter is goed, bij jou is het goed, dus de borstvoeding zou moeten lukken. Toch bleek dat ze na het aanhappen snel losliet, opnieuw moest aanhappen, weer losliet. En uiteindelijk ook vaak ging huilen en erg boos en gefrustreerd leek aan de borst. Wat gezien de situatie niet zo gek is. Net toen het iets beter ging (met de lactatiekundige waren we bezig om zonder tepelhoedje te voeden en hoewel het vaker niet dan wel lukte met aanhappen en drinken leek het de goede kant op te gaan) moesten we helaas terug naar het ziekenhuis omdat het bilirubinegehalte van onze dochter te hoog was. Ze lag daar 2 nachten opgenomen. Ook moest ze via de fles de melk binnenkrijgen, zodat ze relatief snel de melk binnen zou hebben en dus ook de afvalstoffen goed af zou kunnen voeren.
Ik heb daarna af en toe nog een poging gedaan aan de borst, hooguit één keer per dag en soms maar één keer per week. Soms lukte het ineens verrassend goed, maar meestal was het krijsen en frustratie. Krijsen van de baby (hoewel ik best mee had willen doen) en frustratie van ons beiden. Uiteindelijk besloot ik fulltime te kolven, zo kon ik toch de borstvoeding geven (per fles) en was die strijd aan de borst weg. En het gaf rust en opluchting en was een tijd heel fijn. Geen strijd, geen frustratie. De grote uitdaging kwam toen ik weer aan het werk ging en besefte hoe tijdrovend het kolven inmiddels was geworden en hoe lastig het te combineren bleek met andere zaken.
En hier zijn we 9 maanden later, met een bijna lege vriezer en één tot twee kolfmomenten per dag die verder afgebouwd worden. Het voordeel: we zien door de melkzakjes heen de vriezer weer. Vrije lades die opgevuld kunnen worden met bevroren voedingsmiddelen die geen moedermelk zijn. Wat een verademing.
Ik schreef een soort van brief aan mezelf aan het einde van de zwangerschap, toen ik wist dat de bevalling dichtbij zou zijn vanwege de inleiding die er met hele grote waarschijnlijkheid zou komen. En nu weer (bijna) 9 maanden later sta ik weer aan het eind van een avontuur. Een nieuwe afsluiting. Eentje die net zoals de afsluiting van de zwangerschap met een lach en met een traan is.
Waarbij ik gelukkig wel meer vrede heb gevonden bij het stoppen dan een aantal maanden geleden.
Proberend deze periode te zien als: goed zoals het is. Niks handdoek in de ring gooien.
Comentarios